Gevlucht

Het gevlucht (de wieken)
Om van wind bruikbare energie te maken heeft de molen 4 wieken. De molen heeft een binnenroe en een buitenroe (21,7 m) Dat zijn de stalen delen van de wieken, zij steken door de askop heen en zijn met 16 wiggen in de bovenas vastgezet. Door de roe steken de heklatten waar het zeil tegenaan ligt. Aan de rechter zijde was tot 1935 met oud-hollands tuig, windborden van hout.

In 1935 is er een plaatstalen stroomlijnprofiel van het systeem Dekker opgezet. Smaller zeil en meer vermogen, de molen kon dan ook met lagere windsnelheden al water verzetten. Het nadeel is dat je niet meer bij de roe kan voor het onderhoud en het is vrij stormgevoelig. Zie de zwart-wit foto.

Molen met Dekkergevlucht

Molen met Dekkergevlucht

Later heeft men voor de fokwiek gekozen, weer een houten constructie. Wanneer de molen draait leidt de fok een luchtstroom achter het hekwerk langs waardoor er een onderdruk ontstaat. Het is een mooi systeem, de molen loopt makkelijker aan en de roe is vrij voor het onderhoud. Dit systeem is van Ir.Fauël en net als dat van dhr. Dekker ontwikkeld om de molens meer rendement te geven en hen zo als werkend monument te behouden. De bovenas is gegoten in 1876, als as nummer 1060 en is 3,93m lang, bij IJzergieterij Prins van Oranje. IJzergieterij Prins van Oranje maakte behalve molen assen ook lantarenpalen, putdeksels en bruggen.
Buiten steekt de as kop. Daarachter zit de hals, het voorste lagerpunt dat op een arduinen halssteen draait. Dan komt de staart, waar het bovenwiel op gemonteerd zit en achterin zit het penlager. Beide lagerpunten worden gesmeerd met reuzel, varkensvet, het tast de kalkrijke lagersteen het minst aan. Op het moment dat de as volledig op de reuzel drukt, smelt de reuzel, zodra de druk wegvalt stolt het. Zo blijft er altijd een vette filmlaag op het lager zitten.

voorleggen van een zeil

voorleggen van een zeil